Het verbinden van kunstenaarschap en docentschap

Minerva_MasterKunsteducatie_TomvanHuisstede_101.jpeg

'Ik begon met de master om beter mijn kunstenaarschap en docentschap te combineren'

Marloes Overweg rondde haar Master Kunsteducatie af in 2020. Ze werkt sinds 2017 op het Carmelcollege in Emmen, waar ze tekenen en handvaardigheid geeft aan de onderbouw en bovenbouw, en kunstgeschiedenis aan de bovenbouw van de mavo. De Master Kunsteducatie leverde haar veel op, van méér durven tot 30.000 euro subsidie van het Fonds voor Cultuurparticipatie. 

AcademieMinerva_MasterKunsteducatie.jpeg

Wat was voor jou de aanleiding om een master kunsteducatie te gaan doen?

“Toen ik hier twee jaar werkte begon ik me toch wel wat te vervelen. Ik had het idee dat ik nog veel meer te leren had, en daarnaast wilde ik me graag weer meer bezighouden met de kunst. Als je net als docent begint, dan ben je heel erg bezig met het docent-zijn, en dan raak je het kunstvak eigenlijk een beetje uit het oog. Ik merkte dat ik weer terug wilde naar een betere combinatie tussen de kunst en het docent-zijn, en daar hoort onderzoek uiteraard ook bij. Zo kwam ik erop om de Master Kunsteducatie te gaan doen. Inmiddels weet ik ook uit ervaring dat dat een goede zet is geweest: er is een hele goede verdeling tussen de drie onderdelen van de opleiding – kunstenaarpedagoog en onderzoeker –en je eigen onderzoek. Daarbij kan je helemaal je eigen route en je eigen interesses volgen.”

Was er een specifieke reden om voor een master bij Academie Minerva/Hanzehogeschool te kiezen?

“Ik heb voor ik eraan begon nog wel gekeken naar andere kunstmasters in Nederland, maar ik woon zelf in Groningen, dus het was vooral ook heel erg handig om de Master Kunsteducatie hier te gaan doen. Daarnaast was ik al bekend met Academie Minerva, omdat ik er van 2010 tot 2014 Beeldende Kunst heb gestudeerd. Toch is het wel zo dat als deze master me niet had aangesproken, ik het niet had gedaan. Maar juist de combinatie van praktijk met onderzoek doen, die sprak me zo ontzettend aan, en dus was de keuze snel gemaakt.”

Hoe heb je de master in praktijk gebracht?

“Tijdens de master kwam ik erachter dat ik theater hartstikke interessant vind, wat me op het idee bracht om via die weg de studie in praktijk te gaan brengen. Ik ben toen in mijn tweede jaar, op het moment dat je aan je afstudeeronderzoek begint, een participatieve stage gaan lopen bij de Peergroup. Zij doen in Noord-Nederland aan locatietheater, wat betekent dat ze echt op locatie, bijvoorbeeld op een boerderij of in een woonwijk, theater gaan maken met de mensen die daar wonen en werken. Ik ben vervolgens gaan helpen bij het project Niemand is hier eenzaam, een voorstelling rondom het thema eenzaamheid, die op dat moment speelde in verzorgingstehuizen. Daarna heb ik met een aantal leerlingen uit de vmbo-klassen van de school waar ik werk, een focusgroepje gevormd. Samen gingen we kijken hoe wij als school een mooi project konden ontwerpen om iets terug te geven aan de buurt, op een manier zoals de Peergroup dat ook zou kunnen doen. Dat resulteerde in het buurtcultuurproject Welcome Outside! Hiervoor zijn we onder meer naar een winkelcentrum vlakbij de school gegaan om mensen te interviewen over de buurt. De een vond dat superspannend om te doen terwijl de ander dat met het grootste gemak deed. Heel bijzonder om te zien!”

Wat heeft de master je gebracht?

“Heel letterlijk een subsidie van 30.000 euro voor ons Welcome Outside!-project. Die moeten we nog opmaken trouwens. Verder heb ik vooral de durf gekregen om nieuwe projecten aan te pakken. Met de Peergroup reden we gewoon naar een verzorgingstehuis, en dan vroegen we daar of iemand ons te woord kon staan. Dat voelde heel brutaal maar bleek wel dé manier. Daarnaast is de master ook een sneltreincursus in het organiseren van projecten, daar heb ik ook heel veel van geleerd. En ik durf nu meer een stem te hebben binnen de school. Tijdens de master wordt er veel aandacht besteed aan het vormen van een visie: uiteindelijk is die heel sterk, omdat je ‘m heel vaak hebt getoetst bij medestudenten en bij docenten. Ik ben nu een stuk zekerder van mijzelf, omdat ik naar anderen beter kan beargumenteren waarom ik vakinhoudelijk iets vind.”